contact us

Use the form on the right to contact us.

You can edit the text in this area, and change where the contact form on the right submits to, by entering edit mode using the modes on the bottom right.


1033 RC Amsterdam
Netherlands

+31 (0)20 2629913

Beautiful Distress was founded on the concept that there is a great deal of mental suffering, that not enough people are aware of this and that not enough is done to stop it.

The Foundation uses art in an attempt to open up the world of psychiatry and battle the stigma attached to it.

Why art? Beautiful Distress believes that art is pre-eminently capable of articulating and depicting the human condition

Alle Nieuws Items

 

 

Annaleen Louwes terug uit New York

Stichting Beautiful Distress

Interview met fotografe Annaleen Louwes die bijna drie maanden op uitnodiging van Beautiful Distress als artist- in-residence in het Kings County Hospital Center in Brooklyn, New York doorbracht. Nu, terug in Amsterdam, zoekt ze naar de vorm waarin ze het werk dat ze in NewYork maakte wil presenteren en reflecteert op haar ervaringen.

Foto: Annaleen Louwes

“Ik ben nu bijna vier weken terug, maar ik heb nog steeds niet het gevoel dat ik geland ben. Ik kan nog niet wennen. De eerste week heb ik niks gedaan. Veel uitgeslapen. De tweede was zo voorbij. Daarna had ik een klus, dus moest ik wel doen alsof ik mijn oude routine terug had, maar nu pas, na een maand komt New York weer terug en heb ik het gevoel dat ik er iets mee kan gaan doen.”

Aan het  woord is fotografe Annaleen Louwes die bijna drie maanden op uitnodiging van Beautiful Distress als artist- in-residence in het Kings County Hospital Center in Brooklyn, New York doorbracht. Nu, terug in Amsterdam, zoekt ze naar de vorm waarin ze het werk dat ze in New York maakte wil presenteren en reflecteert op haar ervaringen.

... toch een beetje Annaleen goes One flew over the cuckoo’s nest. De werkelijkheid was heel anders.

“Ik ging weg uit Amsterdam met een wat romantisch beeld van een Amerikaans gekkenhuis in mijn achterhoofd, toch een beetje Annaleen goes One flew over the cuckoo’s nest. De werkelijkheid was heel anders. Om te beginnen omdat het ziekenhuis voornamelijk dagbehandelingen doet, het is eerder een Mentrum dan een inrichting, al is er ook één afdeling met zogenoemde inpatients. Dat vereiste al een omschakeling. Bovendien was ik de eerste weken kwijt aan het oplossen van praktische problemen. Zo was er wel een kamer voor mij ingericht waar ik kon wonen en werken, maar er was geen internet. Ik zat wel intern, in een van de oudere gebouwen van het complex, dat van een afmetingen is dat aanvankelijk je verbeeldingskracht te boven gaat, zo groot, maar ik mocht nog niks en ik kon nog niks. Ik moest eerst een oriëntatiecursus doen, die verplicht is voor alle nieuwe medewerkers en vrijwilligers en pas daarna kreeg ik een toegangspasje. Ook was ik veel tijd kwijt met allerlei procedurele en protocollaire dingen en moesten er allerlei zaken waarvan ik dacht dat we die vanuit Nederland al hadden geregeld, overnieuw. Oké, dat hoort er misschien bij, maar het leidt wel af van de dingen waar ik voor gekomen was.

Annaleen Louwes

Annaleen Louwes

Onderdeel van het warmdraaien was voor Louwes ook begrijpen hoe haar  omgeving in elkaar zat. Letterlijk de weg leren kennen in het enorme complex dat uit allerlei verschillende gebouwen en vleugels bestaat.  Maar ook uitvinden waar er een fotolab zat en waar je een kop koffie kon drinken, wat ook nog niet meeviel in de arme, gekleurde wijk waarin het ziekenhuis ligt. En bovenal begrijpen hoe de behandelingen er uit zagen en hoe ze daar haar werk kon doen, terwijl het niet toegestaan was patiënten zonder hun toestemming te fotograferen. De meeste mensen in het Kings County zitten in een zes weken durende dagbehandeling, waarin sommigen terecht gekomen zijn vanuit een  (acute) opname op de interne afdeling van het ziekenhuis, anderen komen soms letterlijk van de straat.

“In de praktijk zijn dat tussen de twintig en dertig mensen die daar zijn van negen uur ’s ochtends tot kwart voor drie ’s middags. Omdat die zes weken willekeurig ingaan, verandert de groep voortdurend van samenstelling.  De meeste mannen waren wat verlegen types, die zo leek mij, uit het systeem gevallen waren, veel met een verslavingsachtergrond, de vrouwen waren bijna allemaal slachtoffers van geweld, al dan niet seksueel, vaak juist heel krachtige types met jonge kinderen voor wie ze ook nog moesten zien te zorgen. Het meest opvallende was – en daar was ik totaal niet op voorbereid - dat ik ineens in een zwarte gemeenschap zat, ik was praktisch de enige witte, en dat was eigenlijk mijn grootste dilemma.

Ik was een vreemde eend in de bijt, in ieder opzicht.

 “Ik was de vreemde eend in de bijt, in ieder opzicht. Fotografie is voor die mensen een pasfoto voor een identiteitsbewijs of een groot idyllisch tafereel met palmen voor aan de muur. Maar het is geen kunstvorm, terwijl ik kunstenaar ben, een artist, dat begrip kennen ze ook wel, maar dan als therapie, dramatherapie bijvoorbeeld, maar daar kon ik mezelf ook niet onder rangschikken. Ook rond het ziekenhuis wonen alleen maar arme zwarten en latino’s. Ik was hoe dan ook de indringer.  Dat vond ik heel ingewikkeld. Ik voelde  me juist nederig en klein, omdat ik daar rond mag lopen dank zij hun pijn. Maar voor hen ben ik de white lady, die zowel wantrouwen oproept als respect. Ik voelde me daar best ongemakkelijk bij.  Ik, de witte Europeaan, ga daar ter bestrijding van een stigma ‘arme zwarte gekken’ fotograferen, dat levert alleen maar meer stigma op, in plaats van minder. Dat was voor mij een echte worsteling en het heeft even geduurd voor ik daar een oplossing voor had gevonden, zowel in mijn hoofd als in mijn werk.”

Die oplossing vond Louwes uiteindelijk in de omkering van het beeld, in het kleurennegatief.  Zwart haar wordt dan wit en huid wordt blauw,  dat geldt voor de huid van een gekleurd iemand, maar ook van een blanke, waardoor de huidskleur geen rol meer speelde.  De personen fotografeerde ze vaak op de rug tegen een neutrale achtergrond. Van die foto’s maakte ze kleine schetsboekjes  die ze overal met zich mee droeg, om te laten zien, om mee te werken, om naar te kijken. En langzaam verdiepte het contact met een aantal patiënten.

“Ik liep het hele programma met ze mee, dus dansen, zingen, kleien, praatgroepen, om ze te leren kennen, vertrouwen te kweken om uiteindelijk het beste moment te vinden. Ik heb gewerkt met mijn grote camera’s en met mijn iPhone en ook de omgeving grondig in beeld gebracht, mappen in het Engels.  Alles in kaart brengen, ook om het voor mezelf op een rijtje te krijgen.

“Op een gegeven moment ben ik ook mensen liggend gaan fotograferen, als table-tops. Toen werden het modellen in een soort foetushouding, een universele houding. Of iets werkt is altijd afwachten, toeval, maar het begint met één iemand met wie je contact krijgt, die jou vertrouwt en met je meegaat. Als dat lukt, volgen er meestal meer. Maar dat geldt overal, ik kan alleen maar werken als er een wederzijds vertrouwen is en dat kost tijd. Er waren ook dagen dat ik niks maakte, dat niets lukte, dat weet je van te voren, zo gaat dat, dus daar raak ik niet meer van in paniek. Als ik ’s ochtends mijn kamer verliet met mijn apparatuur over de schouder voelde ik me net een visser die een dagje uit vissen gaat, je weet niet waarmee je thuis komt, misschien vang je wel niets.

Foto: Annaleen Louwes

“Ik vond het niet bedreigend en ik heb geen dag gehad dat ik dacht ik stop ermee, ik ga naar huis. Ik was natuurlijk al eens artist-in-residence geweest in Den Dolder en dat hielp, al was dit totaal anders. Er zijn momenten dat je je onzeker voelt, maar dat heeft meer te maken met de vreemdheid van een taal, van een andere cultuur, die niet de jouwe is en waarvan je de codes niet kent. Ik ben de vreemde daar die mag meedoen en kijken, dan wil je natuurlijk ook geen aanstoot geven of een stoorzender zijn in een therapiesessie, maar hoe hun leven er echt uitziet, dat kan je bijna niet bevatten. Geen geld, geen baan, soms niet eens een dak boven je hoofd, wonen in de daklozenopvang, wel kinderen voor wie je moet zien te zorgen. Dan is iedere morgen om negen uur in dat ziekenhuis zijn voor je behandeling al een gigantische klus en hoe je dat doet, dat weet ik niet, want dat ken ik niet. Net zo min als ik weet hoe je leeft als je weet dat je die cirkel waarschijnlijk nooit kan doorbreken. En dan heb ik het nog niet eens over misbruik, dat zelden stopt, of de stoornissen zelf, geen wonder dat sommigen terugvallen. De noodkreet ´I only want to be happy,´ van een vrouw  tijdens een acute aanval, maakte veel indruk op me. heb ik daar vaak gehoord. `Think positive,` was een leuze die vaak terugkeerde, evenals een hele reeks andere woorden die vaak in de therapieën voorkwamen en de stemming van de dag aangaven, `depressed`, ` rain`, `fear`, `sunshine.’  Ook met die woorden ben ik aan de slag gegaan.

“Uiteindelijk heb ik bijna alleen mannen gefotografeerd,  de vrouwen wilden minder. Op het laatst heb ik ook  portretten van heel dichtbij gemaakt waarvoor mensen echt poseerden, ook van de staf, waaronder ook veel zwarten zijn, maar dat kan pas na lange tijd, toen ik het vertrouwen had. Dat begint altijd bij één iemand, die zo’n beetje je ambassadeur wordt en dan kan je gaan uitbouwen.

“Soms was er code oranje, dat is als iemand echt door het lint gaat en een gevaar wordt voor zichzelf of de omgeving. Grote mannen drijven die persoon dan in een hoek, zodat ze de patiënt een injectie kunnen geven met een spierverslapper, dat is geen aangenaam gezicht, maar ook dat hoort erbij.  Fotograferen kun je het niet, omdat het niet mag. Je beeld is nooit volledig. Fotografie is ingewikkeld, omdat je zo zichtbaar bent. Ze vonden mij gek, maar ook leuk. Ik hoop natuurlijk dat er na mij meer kunstenaars komen. Continuïteit is heel belangrijk, anders werkt zo’n programma niet. Het is een andere vorm van aandacht, je doorbreekt een systeem, met vaste rollen en patronen, dat geldt ook voor het ziekenhuis. Ik zou er graag een componist neerzetten. Die gebouwen zitten vol muziek, de patiënten ook. Ik zie wel wat in een Kings County Hospital Blues.

Foto: Annaleen Louwes

“Halverwege had ik ineens de noemer gevonden voor waar ik mee bezig was: Black and white and (some) kind of blue, dat slaat op de foto’s in negatief waar ik mee bezig was, op de fotografie zelf natuurlijk, op feeling blue en het kwam zelfs terug in de blauwe pyjama´s die de inpatients dragen. Wat ik fijn vind aan die titel is dat het slaat op de fotografie zelf en niet op de gekte of een stigma. Dat wilde ik ook, ik ben fotografe, wat weet ik nou van het hebben van een persoonlijkheidsstoornis. Uiteindelijk gaat het alleen maar over mijn verwarring.

“Tijdens mijn verblijf heb ik voortdurend dingen waar ik mee bezig was op de muren van mijn kamer in het ziekenhuis geplakt, de zwart-wit-blauwe fotootjes, foto’s van de omgeving overdag en bij avond, de table-tops, foto’s van de therapieborden met teksten, de portretten van het einde.  Op de laatste dag moest  ik alles van de muur halen en plat in mijn koffer leggen. Dat was een ware onttakeling, waar ik het moeilijk mee had, omdat het onherroepelijk was. Nu ligt al dat materiaal hier in mijn atelier in Amsterdam en heb ik een paar kleine dingetjes weer opgehangen. Heel langzaam komt het weer overeind en krijg ik er weer greep op en begin ik te begrijpen wat ik er mee ga doen.”